De provincie Limburg gebruikt cookies om jouw surfervaring op deze website gemakkelijker te maken.

Strikt noodzakelijke cookies
Deze cookies zijn strikt noodzakelijk om in de site te navigeren, of om te voorzien in door jou aangevraagde faciliteiten.
Functionaliteitscookies
Deze cookies verbeteren van de functionaliteit van de website door het opslaan van jouw voorkeuren.
Prestatiecookies
Deze cookies helpen om de prestaties van de website te verbeteren, waardoor een betere gebruikerservaring ontstaat.
Online surfgedrag gebaseerde reclame cookies
Deze cookies worden gebruikt om op de gebruiker op maat gemaakte reclame en andere informatie te tonen.

Video's

Webinar - Kweek en herintroductie van de Grote modderkruiper

Jeroen Van Wichelen verricht beleidsondersteunend onderzoek aan het INBO met betrekking tot het herstel van aquatische fauna in Vlaanderen. Hij brengt het verhaal van de grote modderkruiper. Deze bijzondere vis was vroeger alomtegenwoordig in moerassen en overstromingsvlaktes in Vlaanderen, maar is tegenwoordig bijna volledig verdwenen. Met de uitrol van een recent ontwikkeld soortbeschermingsplan willen we de soort opnieuw op de kaart zetten. Dit zal gebeuren door middel van uitgebreid onderzoek naar het voorkomen van deze moeilijk traceerbare soort, habitatherstel en uitzet van genetisch gezonde kweekdieren.

Deze functionaliteit is uitgeschakeld door je cookie policy instellingen.
Je kunt deze instellingen aanpassen op de cookie policy pagina.

Kweek en herintroductie van de Grote modderkruiper – Jeroen Van Wichelen, Instituut voor Bos- en Natuuronderzoek

Jan Mampaey:
Goeienavond dames en heren.
Namens het bestuur van ons netwerk en onze voorzitter Bert Lambrechts, welkom of welkom terug op deze 4e dag van onze contactweek met webinars nav de 30ste verjaardag van ons netwerk natuuronderzoek.
Welkom.
Misschien beginnen met een paar praktische mededelingen.  Eerst en vooral kan je net zoals de voorgaande avonden via de Q&A onderaan je scherm vragen stellen.  Opnieuw hebben we liefst dat je die vragen stelt tijdens de voorstelling zodanig dat wij daar een selectie uit kunnen maken om die na de voorstelling aan de spreker voor te leggen.
Tweede praktische mededeling: de lezingen worden opgenomen.  Dus je moet niet vragen naar de presentaties. In de loop van hopelijk volgende week zullen we u nog een link bezorgen waarop je de lezing opnieuw kan bekijken.
Vandaag gaat het over vissen en vleermuizen.  En we beginnen met een verhaal over de grote modderkruiper.  Vorig jaar was die nog in het nationale nieuws met de ontdekking van een populatie in Herkenrode.  En ook al kwam dit visje vroeger vrij en algemeen voor in de moerassen en overstromingsvlakten in Vlaanderen, hij is erg zeldzaam geworden.  En daarom is er ook recent een soort beschermingsplan goedgekeurd.
Jeroen van Wichelen, onderzoeker bij het Instituut voor Natuur en Bosonderzoek, is gespecialiseerd in het herstel van aquatische fauna in Vlaanderen.  En vanuit het IBW, dat veronderstel ik toch, in Linkebeek, gaat hij ons het verhaal vertellen over de kweek en de herintroductie van de grote modderkruiper.
Jeroen, aan jou het woord.

Jeroen van Wichelen:
Goeienavond iedereen.
Hartelijk dank dat ik binnen dit forum het verhaal van de grote modderkruiper mag presenteren.
Zoals jullie wellicht al hebben opgevangen is voor deze soort een soort beschermingsprogramma goedgekeurd eind vorig jaar door de minister en de bedoeling is dat dit nu uitgerold wordt voor de komende 5 jaar.
Ehm, in deze presentatie zal ik jullie dit soort beschermingsprogramma in het kort toelichten.
Dit is natuurlijk werk van velerlei mensen waarvan er hier een aantal zijn opgesomd, maar er zijn nog heel veel meer collega’s bij dit verhaal betrokken.
Goed.
Mijn presentatie bestaat uit een aantal onderdelen: kort de soort introduceren waarbij we een aantal topics zullen aanhalen: voornaamste kenmerken, voorkomen, bedreigingen en een aantal maatregelen die kunnen genomen worden om de soort er opnieuw bovenop te helpen.  Dan zal ik het soort beschermingsplan toelichten.  Dat zal oa voornamelijk gaan over een herstel van het relictgebied waar de soort nog voorkomt.  Een belangrijke bedreiging is oa een Noord-Aziatische modderkruiper, dat is een exoot die in de relictgebieden van de grote modderkruiper binnendringt.
Ik zal iets zeggen over de prioritaire potentiële leefgebieden die we hebben afgebakend voor deze soort.  Ook de kweek, er zal een kweekprogramma opgestart worden.
En tot slot nog iets over sensibilisatie.
Goed.
Het gaat over een grote modderkruiper.
Dat is een soort die nu bij veel mensen weinig belletjes doet rinkelen maar die was vroeger zeker goed gekend. Bij de oudere bevolking is die soort nog wel goed gekend.  Dat is een rolronde vis die behoort tot de modderkruiperfamilie.  Dus heeft een rol, een rond wormachtig lichaam.
Kenmerkend zijn de 10 baarddraden aan de mond.  Ehm, heel opvallend zijn die 2 donkere lengtestrepen die de vis heeft op zijn flank.
Het is een vis die tot 30 cm groot kan worden en voor een vis zelfs een oude leeftijd van 20 jaar kan krijgen.
Mannetjes kun je onderscheiden van vrouwtjes, oa door de grotere borstvinnen en zij hebben ook een verdikking op het achterlijf achter de rugvin die in de paaitijd oranje is en hierdoor goed te herkennen.
We hebben nog een aantal andere vertegenwoordigers van die familie in onze wateren zwemmen, oa de kleine modderkruiper die is, zoals de naam het zegt, kleiner en heeft minder baarddraden; die heeft maar 6 baarddraden.
En dan hebben we een exoot, een Aziatische modderkruiper die ook voorkomt in Vlaanderen.  Die is ongeveer even groot of kan dezelfde grootte hebben dan de grote modderkruiper maar heeft niet die kenmerkende lengtestrepen op de flank.  Die heeft meer pigmentvlekjes die niet direct een duidelijk patroon vormen.
Goed.
De soort is een solitaire soort die voornamelijk nachtactief is.  Dus die is niet zo makkelijk terug te vinden.  Die heeft ook een bentische levenswijze: die zit op de bodem waar ie zich voedt met allerlei ongewervelden.
Hij is sedentair.  Dus hij beweegt zich niet zo heel ver in het water, behalve tijdens de paai en ook tijdens dreigend onweer.  En daarvoor was de vis natuurlijk goed gekend dat ie dan actiever wordt en dat geeft hem ook een alternatieve naam zoals donderaal.  En dat is een oude naam die je nog al eens kan tegenkomen zoals bijvoorbeeld hier in dit voorbeeld van een oude reclame-affiche waarin de donderaal wordt vermeld.  Toevallig omdat dat goed rijmt blijkbaar op kannibaal.
En dat is een oude affiche voor een Nederlandse bank.
Goed.
De voortplanting vindt voornamelijk plaats in het voorjaar, vroeg in het voorjaar, maart-april meestal in onze contreien.  En dat gebeurt voornamelijk in plas/draszones.  De vrouwtjes kunnen tot 25.000 eitjes leggen en de soort is gekenmerkt door een zeer snelle ontwikkelingstijd.  De larven kunnen enorm snel groeien.  Ze moeten dat natuurlijk doen want de voortplanting gebeurt in plas/draszones en dat is een efemeer habitat natuurlijk, dat maar tijdelijk aanwezig is.  Larven worden gekenmerkt door uitwendige kieuwen, zoals je hier ook kan zien, zoals dat is bij vissen.  Ze zijn geslachtsrijp vanaf 2 jaar en ze zijn aangepast aan zeer extreme omstandigheden.  Die vis kan gebruik maken van huidademhaling maar kan ook zuurstof halen door lucht te persen door de darmwand.  En het gebeurt wel eens als je de vissen uit het water haalt dat die zuurstof door de anus naar buiten komt en dat geeft nogal piepende geluiden.  Dus de soort is ook gekend onder de naam fluitaal of aalpieper.
Wat zijn de voornaamste habitateisen?
Belangrijk is dat de larven  vooral in ondiep water voorkomen en dat er ook wel een sedimentlaag op de bodem moet aanwezig zijn.
De stroomsnelheid moet beperkt zijn. Het is geen vis die van snelstromend water houdt en wat ook niet bevorderlijk is voor deze vis is dat er veel andere vissen in het habitat aanwezig zijn.
Het habitat moet goed bedekt zijn met diverse vegetatie. De vis heeft graag vegetatie in het water. En de vis is ook gevoelig voor verontreiniging, dus verontreiniging met micro-polluenten best beneden bepaalde richtwaarden blijven.
Cruciaal voor de soort is dus die plas/drasomgeving omdat daar de paai en de opgroei van de larven gebeurt.  Daarnaast is ook wat dieper vegetatierijk water handig voor de adulten waarin ze zich oa ook in kunnen terugtrekken en eigenlijk is de soort gebaat met een natuurlijke afvoerdynamiek van onze waterlopen. Zijn oorspronkelijk voorkomen was dan vooral gesitueerd in het winterbed van rivieren, zijnde moerassen, vijvers, afgesneden of nog aangetakte meanders, allerlei grachten, sloten,    veedrinkpoelen eigenlijk in de vallei.
Zeer aansluitend bij een habitattype 3150 (wat wateren zijn met rijke waterplantenvegetaties). Dus de soort is eigenlijk een typische rivierbegeleidende soort en zoals je op dit plaatje ziet in allerlei tijdelijke of niet tijdelijke habitats voorkwam.
Secundair habitat vind je oa nog in allerlei grachtensystemen.
Goed.
Historisch had die soort een bepaalde waarde. Werd gebruikt als levende barometer. Die werd dan weervis of donderaal genoemd. Waarom? Omdat ie het weer kon voorspellen volgens de oudere mensen vroeger. Omdat ie zeer onrustig wordt bij naderend onweer  En dat zie je hier ook nog op deze oude prent van 1842 waarin een aantal levende barometers zoals dat dan heet worden afgebeeld en dat de grote modderkruiper hier een voorbeeld van is.  Die werden dan in dit soort van glazen bokalen gehouden waar ze doorgaans heel rustig blijven zitten behalve bij naderend onweer.
Dus de soort is niet direct een consumptievis en de waardering als consumptievis varieert nogal. Uit oude literatuur weten we dat in het Gentse de vis wel werd gesmaakt maar in andere gebieden wordt dat helemaal niet op die manier gewaardeerd en wordt de vis eigenlijk gekenmerkt als hebbende een grondsmaak. Wel als aasvis werd ie al eens gebruikt.  Nu hedentendage is dit een belangrijke vis vooral in de genetica. Het is een modelorganisme, het is oa één van de eerste dieren die men heeft weten te klonen en die ook zeker de larven ervan hebben een eco-toxicologische waarde, dus die zijn nogal gevoelig aan toxines. Omdat ze een snelle ontwikkelingstijd hebben is dat ook een gewaardeerd modelorganisme. 
Maar eigenlijk is het een goede indicatorsoort zeker voor de huidige wendingen in het beleid waar integraal valleiherstel belangrijk wordt geacht.  Dus eigenlijk is het daar een goede indicatorsoort  voor.  Het is een soort die gebaat is bij een natuurlijke afvoer van onze watersystemen met belang of zeker met een grote laterale connectiviteit tussen de waterloop en de vallei en speelt eigenlijk volledig in de blue-deal campagne die nu gelanceerd is door de overheid en waar men de natuur opnieuw wil vernatten.

Het is ook een paraplusoort voor een groot aantal andere soorten, oa kwabaal die eigenlijk een gelijkaardig habitat vereisen maar ook een groot aantal moeras- en watervogels.
Voor de provincie Limburg is het een prioritaire soort en voor Herk-de-Stad is het zelfs een adoptiesoort.
Goed.
Het verspreidingsgebied
De soort komt eigenlijk voor van het oosten van Frankrijk tot in de Oeral, Midden-Europa.  In Scandinavië en in het Verenigd Koninkrijk komt ie niet voor net zoals in het Middellandse Zeegebied. Onder de Alpen zal je hem niet terugvinden. En op dit kaartje wordt ook al een waardering naar bedreiging voorgesteld. Dus in rode gebieden is ie ernstig bedreigd dus vooral in West-Europa het geval.
Dat komt ook tot uiting in de toestand van de soort in Europa. Het is een grafiek van de European Environment Agency van 2009 en dan zie je dat het opnieuw terugkomt in het midden van Europa, dus Polen, Hongarije en de Baltische Staten. Daar is de toestand nog gunstig. Maar in een aantal andere gebieden is de toestand ongunstig en zeker in West-Europa is de toestand slecht. En Luxemburg oa en Zwitserland is de soort uitgestorven. 
De historische verspreiding van de soort: in Vlaanderen voor 1945 kwam die soort eigenlijk in alle rivierbekkens voor.  In de Polders hebben we minder informatie. In de IJzer hebben we enkel een referentie van een prent van een visboer waar die soort staat afgebeeld We weten van de Franse polders dat die soort er voor kwam. Dus die zat zeker ook in de Vlaamse polders.
De toestand verandert sterk na WO II en dan zie je dat voor een aantal rivierbekkens vooral in het Westen van het land de soort  niet meer voorkomt of niet meer wordt opgemerkt.  Of dat de waarnemingen beperkt blijven tot het Oosten van het land.
En sinds 2000 worden waarnemingen van de soort slechts beperkt tot een aantal gebieden, één kerngebied vormt nog de omgeving van Hasselt in de Demervallei.  Er zit nog  een kern in de buurt van Bocholt en Kinrooi en ook nog in de Kempen zijn er hier en daar nog waarnemingen.  De meesten betreffen een zichtwaarneming maar recent is er ook een techniek ontwikkeld om de soort met behulp van hun DNA-sporen terug te vinden.  En dat levert dan ook stelselmatig nog waarnemingen op.  
Dit geeft een overzicht van de relictgebieden in Vlaanderen met de aanduiding van de laatst bevestigde waarnemingen, hetzij visueel, dus via afvissing, of  via detectie obv eDNA.

En dit geeft dus weer dat er een kleine 10 gebieden zijn waar de soort recent nog is waargenomen.  Ik zal ze snel even overlopen: dat is de Markvallei in Hoogstraten, daar in een meander is 1 individu opgemerkt geworden; het Goorke langs de Wamp, dat is in Arendonk; dan heb je heel recent met eDNA de  soort bevestigd in de Lossing en in een aantal andere beken die er in uitkomen, dat is oa het Smeetshof en de Veldhouwerbeek; in de Zigge, de Lossing en de Goort in de buurt van Kinrooi,  was de soort al langer gekend en die zit er nog steeds; Herkenrode is al aangehaald en het Prinsenhof, daar zit de soort nog in de Demer en in Herkenrode in overstromingsvlakten van de Demer; het Schulensbroek is ook een heel bekend en belangrijk gebied voor de soort; het Webbekomsbroek, de Borchbeemden, het Wik, Platweijers en recent met eDNA de enige waarneming in het westen van het land: Berlare Broek.
De soort is zeer sterk achteruit gegaan. Dat is duidelijk.  Hij zit in een ongunstige staat van instandhouding en is dus kritisch bedreigd in Vlaanderen.
Wat zijn die bedreigingen?
Dus vooral habitatverlies en versnippering. De meeste van onze waterlopen zijn zeer sterk gereguleerd en dit is een oorspronkelijk deeltje zoals we ze het liefst nog zouden hebben maar dit is helaas de huidige toestand. Dus echt kanalisering. 
De landbouw, zeer sterk geïntensifieerd met teloorgang van oude landschapselementen, ook waterpeil is daar heel belangrijk voor en ook verregaande eutrofiëring heeft daar voor gezorgd dat veel van die oorspronkelijke habitats verland zijn. 
Natuurinrichting kan soms ook problematisch zijn, denk maar aan oligotrofiëring of ontslibbing waardoor je dus een deel van de sedimentlaag wegneemt kan in sommige gevallen ook zorgen dat de grote modderkruiper op de kant terecht komt.
Dus het beheer van watergangen, grachtenstelsels en zo is niet afgestemd op de soort waardoor  de soort dus effectief heel frequent op de kant terecht komt.  Dat is al iets wat eigenlijk al 10-tallen jaren aan de gang ook is in Vlaanderen.
Pesticiden spelen waarschijnlijk ook een rol. Exoten, denk maar aan giebel en zonnebaars, min of meer dezelfde niches bezetten als grote modderkruiper en dus een sterke concurrent zijn. 
En dan heb je de klimaatverandering: dus algemene droogte, structurele droogte die de laatste jaren aan de gang is en die dus veel gebieden te snel droog zetten waardoor de soort niet meer tot succesvolle voortplanting komt.
Goed.
Voor de herstelmaatregelen rekenen we op een 4-tal principes.
Ten eerste willen we de relicten of gebieden waar de soort nog zit veilig stellen.  Dat kunnen we door de plaatselijke bedreigingen weg te nemen.
Aan de andere kant willen we die gebieden nog versterken.  Dat kan door het habitat te vergroten of te optimaliseren.  Het kan ook door de uitzet van genetisch gezondere dieren.
Dan willen we een aantal van de relictgebieden beter met elkaar verbinden en uiteindelijk willen we echt de soort verbreiden over een groot oppervlak door allerlei verschillende leefgebieden met elkaar te verbinden.
Eigenlijk komt het erop neer dat we ook een meer natuurlijke afvoerdynamiek van onze waterlopen  wensen.  Dat is ook een beleid waar men nu rekening mee houdt; environmental flows, dat zijn echt afvoerdynamieken die rekening houden met de ecologie en die dus momenteel worden ontwikkeld.
Ook laterale connectiviteit: we willen meer contact tussen de rivier en de vallei. Dat is voor de soort heel belangrijk.  En dat is belangrijk voor habitatcreatie die de natuurlijke afvoerdynamiek van systemen maar zorgt ook voor genetische uitwisseling en betere verspreidingsmogelijkheden van de soort.
Goed.
In Nederland hebben ze daar al wat expertise mee.
Bijvoorbeeld in Nederland leeft de soort nog echt uitgebreid in een secundaire habitat in de vorm van allerlei landbouwgrachten of sloten.  Een ideaal habitat bestaat of heeft een ideale slootlengte van 1 tot 1,5 km, heeft een profiel dat er als een accolade uitziet met echt ondiepe plas-draszones in de rand en  wordt gekenmerkt door gefaseerd beheer, dus niet een heel intensief ruimingsbeheer.
De aanvoer van die grachtenstelsels kan voorzien zijn van een natuurlijke visfilter,  dus een toegang van andere vis beperken, dat is onder de vorm van heel intense vegetatie en kent hier en daar ook wat diepere stukken waarin de soort zich kan terugtrekken in tijden van droogte.  Dat is zowat de ideale habitat voor de soorten.
Naar het beheer toe is er in Nederland ook al heel wat expertise.
Dus eigenlijk moeten de kruid- en slibruiming op een ecologisch verantwoorde wijze geschieden, dat betekent liefst in een kleinschalig mozaïekpatroon dat handmatig, en als dat niet kan want in de meeste gevallen kan dat niet, met een open maaikorf zodanig dat vis ook kan ontsnappen Belangrijk is dat die maaikorf voor de oever wordt omhooggetrokken zodanig dat een deel van de vis sowieso ontsnapt en een deel van de vegetatie blijft bestaan.   Naast dat is ook een ecologisch verantwoord waterpeil heel belangrijk.
Zij stellen ook bepaalde periodes voor dat je maaibeheer kan toepassen, bijvoorbeeld hier zie je  de vis zit vanaf april voornamelijk in de vegetatie. Dat is dan niet het geschikte moment om te maaien. Dat doe je dan beter op het moment dat de vis in het najaar zich terugtrekt in de bodem, zijnde eind september, begin oktober.  Aan de andere kant kan je in de zomerperiode dan als je moet ontslibben dat beter doen omdat de vis dan voornamelijk in de waterkolom zit en niet in de bodem.
Dus dat zijn een aantal aanbevelingen die we vanuit Nederland hebben doorgekregen.
  Goed.
Zoals al gezegd is er nu voor deze soort een soortbeschermingsprogramma ontwikkeld die dus een aantal acties aflijnt die moeten uitgevoerd worden in de komende 5 jaar.  Einddoelstelling is een duurzaam voortbestaan van de soort in Vlaanderen en de soort moet dus een goede toestand van instandhouding  bekomen.  De gewestelijke instandhoudingsdoelstellingen zijn heel algemeen: uitbreiding van het actuele areaal, uitbreiding van het aantal populaties en een verbetering van de kwaliteit van het leefgebied.
Concreet zullen we dus de soort veiligstellen en versterken in 2 focusgebieden, en dat is enerzijds de Herkenrode abdijsite waar een uitgebreide populatie aan het licht kwam bij de ontslibbing van de Valdemer in dat gebied in 2018.  Anderzijds in Arendonk, natuurgebied het Goorke, dat in 2003 nog een hele grote uitgebreide populatie had.  Dus we willen daar de lokale stand van instandhouding bereiken, dwz meer dan 50 individuen per hectare en een metapopulatie, dus dat is een populatie in een grotere omgeving van ongeveer 1400.
In de overige relictgebieden willen we de soort ook veilig stellen en versterken en dat gaat dan over die specifieke gebieden waar de soort nog recent is waargenomen maar dat geldt ook voor nog niet gekende relictgebieden die we dus nog moeten opsporen en daar willen we minstens een verbetering van de lokale stand van instandhouding betrachten.
En tot slot willen we ook een aantal nieuwe populaties creëren dat is met behulp van uitzet van kweekdieren en willen we op die manier 5 duurzame nieuwe populaties in prioritaire leefgebieden verzorgen.
Goed.
Er zijn een aantal acties mee gemoeid.
In de focusgebieden, die 2  focusgebieden hebben we monitoring voorzien.  We weten eigenlijk niet zo goed hoe die soort het er momenteel doet.  Dat doen we dus met verschillende technieken.  Al die programma’s zijn uitgewerkt en vervat in een goedgekeurd actieplan, een soortenbeschermingsplan.  En daar willen we ook kweekdieren uitzetten want de soort vertoeft in een genetisch zeer ongunstige situatie.  Daar zal ik straks nog meer over zeggen.
In de overige relictgebieden zullen we ook monitoren en zal in de loop van de komende 5 jaar een actieplan worden uitgewerkt en zal ook in een aantal van die relictgebieden ook uitzet geschieden.
En dan hebben we prioritaire potentiële leefgebieden, dat zijn dus gebieden waarvan we denken dat de soort potentie heeft maar dat we niet van weten of de soort er wel of niet voorkomt.  Die zijn afgebakend op basis van hun leefgebiedenanalyse en daar willen we in eerste instantie sturen met eDNA of de soort al of niet voorkomt.  En in 5 van die potentiële leefgebieden willen we inderdaad ook nieuwe populaties vestigen.
Goed.
Veiligstellen en versterken van relictpopulaties.
Wat betekent dat?  De voornaamste bedreigingen wegnemen, dat kan zijn dat we aanpassingen moeten doen aan het ruimingsbeheer maar ook aan  het visstandsbeheer en waterpeilbeheer, heel belangrijk.  En we kunnen dat proberen vervatten in een aanpassing van de code voor een goede natuurpraktijk.
Dat is één van de mogelijkheden.
Het versterken van het habitat optimaliseren of uitbreiden, dus het komt er op aan de verlanding die in vele gebieden is ingezet wat terug te dringen, het kan ook betekenen dat we een herstel willen doen van het vroegere beheer inzake viskweek en waterpeilbeheer (door oa te weteren), dat zijn gekende gebieden waar de grote modderkruiper veelvuldig voorkwam.  Ook bij viskweek oa regelmatig droogzetten van die systemen is ook heel veel vis tijdelijk weg en dat systeembouw mogelijkheden biedt voor modderkruiper om een succesvolle paai en reproductie te hebben en uitzet van een juveniele grotere grote modderkruiper in het gebied is ook één van de maatregelen.
Goed.
Zoals gezegd hebben we twee focusgebieden.
Je hebt enerzijds het Goorke, een natuurgebied dat gelegen is  langs de Wamp in de Antwerpse Kempen en dan heb je anderzijds de abdijsite in Herkenrode waarin in een overstromingsgebied van de Demer de soort dus effectief is waargenomen in de Valdemer die door het gebied loopt.
Er zijn specifieke acties voor afgebakend: het is heel gedetailleerd en dit geeft een overzichtje van de acties die in het Goorke zijn gepland; dat gaat oa over het terug openmaken van sterk verlande grachten in het gebied op die manier dat gaat op terugdringen van verstruweling en van of vergaande verstruweling in sommige van die moeraszones langs de Wamp.
Dat gaat oa ook over een aangepast grachten beheer in samenwerking dan met plaatselijke landbouw en diets meer.  In de ruimere omgeving van het Goorke willen we ook een aantal acties uitvoeren en ook in die ruimere omgeving zijn er aanwijzingen dat de modderkruiper er zit. In een viskweekvijver  is die hier recent nog gezien maar ook in een klein natuurgebiedje in heischraal grasland met een grachtenstelsel mbv eDNA in 2018. Dus ook daar willen we in samenwerking met plaatselijke landbouwers ne keer kijken of een ecologisch grachtenbeheer mogelijk is zonder dat dat te veel  intra geeft met de bedrijfsvoering en willen we kijken of we die gebieden ook wat beter kunnen connecteren met de gebieden waar we effectief nog meer acties plannen.
Ook is er nog een groot ANB-natuurgebied waar men nu momenteel een uitgebreide herinrichting aan het doen is en daar is ook al rekening gehouden met de eisen van de grote modderkruiper oa heeft men hier ook een weteringsysteem in ere hersteld.
In de abdijsite van Herkenrode, daar  zijn vooral een aantal acties in functie van hydrologie afgebakend.  De hydrologie geschiedt nu niet optimaal voor de soort, dus eigenlijk afstromend oppervlaktewater van de flank wordt eigenlijk tegengehouden door een dam en wordt dan omgeleid via een grote gracht die komt dan in een slotgracht terecht en wordt zo richting de Demer gestuurd wat maakt dat heel dit gebied voor uitdroging vatbaar is; dus dat is de linkeroever van de Demer dus in de zomer staan al die grachtenstelsels droog.  Dat water wordt afgevoerd via een sifon onder de Demer en komt dan op de rechteroever terecht en dankzij een lekkage in die sifon komt hier nog wel wat Demerwater in toe, wat maakt dat het gebied nog min of meer waterhoudend is, zelfs in de zomer, maar het is wel zeer gevoelig aan uitdroging.
Dus dat wensen we te veranderen.  Dat is oa hier weergegeven: we willen eigenlijk twee gescheiden gebieden.  Een zuidwestelijk gebied met een hogere waterstand en al de rest van het gebied een iets lagere waterstand. Dus het afvloeiend regenwater van de flank wordt eigenlijk omgeleid om die weteringsystemen in ere te herstellen en al het water dat hier afvloeit wordt een beetje opgestuwd zodanig dat ook dit nog veel langer waterhoudend blijft dat die weteringsystemen in ere hersteld kunnen worden en ook hier in het gebied zal de oorspronkelijke functie van de Valdemer, de naam zegt het zelf, mbv een aantal balkstuwtjes in ere worden hersteld zodat hoger gelegen terreinen ook nog langer waterhoudend zijn.  Dus dat is één van de belangrijke dingen die we daar plannen en je ziet hier een aantal foto’s van het gebied.  Dus dat is die Valdemer die door het gebied loopt waar dus grachten op aangesloten zijn maar die dus volledig droog vallen.  Die willen we dus ook herstellen: dus  door de verlanding een beetje terugdringen willen we zorgen dat er een veel betere verbinding is door een laterale connectiviteit tussen die waterloop en de gebieden daarrond. Hier en daar zitten ook hogere dijkjes die door ruimingswerken ontstaan zijn, die willen we ook opnieuw openmaken zodanig dat we die grote uitgestrekte graslanden langer waterhoudend kunnen houden.
Hier zie je een overzichtje hoe dat er in de praktijk kan uitzien.  Dit is een voorbeeld vanuit Nederland van de vallei van het Merkske waar men dus inderdaad de oevers van deze waterloop wat heeft geherprofileerd, wat geleidelijker heeft afgeschuind en waar dan dus een aantal grachten op aantakken die ook geherprofileerd zijn met de bedoeling om in het voorjaar tot eind juni voldoende water te houden.
Goed.
In de overige relictgebieden zijn er ook al reeds allerlei acties gaande.
In de Markvallei is een Life-project momenteel in voorbereiding.  In Berlare-broek is recent een natuurbeheerplan uitgerold en daar is men ook heel blij dat die soort daar recent is aangetroffen en zal ook daarmee rekening gehouden worden met de eisen die de soort stelt.  In het Wik zal ook het beheer kunnen worden aangepast.  Platweyers is nu heel recent opnieuw als relictgebied aangeduid omdat daar twee jaar geleden bij een afvissing grote modderkruipers zijn bovengekomen.  We wisten dat die soort er nog zat in 1998 maar sindsdien hebben we denk ik geen kennis meer dus die is er nu recent bijgekomen, daar is ook een natuurontwikkelingsplan in voorbereiding.  Prinsbeemden, dat is een overstromingsgebiedje in de buurt van de Robbenmolen in Hasselt.  De stad Hasselt heeft dat opgekocht.  In de Demer zelf en de oude molenaar zitten al jaren grote modderkruipers maar die zitten daar eigenlijk heel suboptimaal.  Die kunnen zich daar niet voortplanten, dus die zijn waarschijnlijk vanuit het vijvergebied Midden-Limburg naar de Demer afgestroomd maar zitten daar dus eigenlijk niet goed.  De Prinsbeemden is wat dat betreft een interessant gebied.  We zijn er vandaag nog ingeroepen om te kijken of we daar mogelijk wat acties kunnen ondernemen in functie van die soort en we zijn nu bezig met een eco-visie te ontwerpen voor de stad Hasselt om daar eventueel iets met grote modderkruiper te doen.  Schulensmeer, Webbekomsbroek en Borchbeemden zijn heel belangrijke gebieden waar de soort voorkomt en die zijn onderdeel van Life-Delta, dus daar gebeurt al heel wat, we hebben daar oa eDNA-onderzoek verricht, wat ik subiet nog even zal toelichten.  En dan heb je nog al de gebieden in het noorden van Limburg.  Daar is men ook bezig met de inrichting van een grenspark en zijn we ook bezig met de voorbereiding van een Life-project om oa die noord-aziatische modderkruiper die daar binnendringt onder controle te houden.
Dus monitoring, ik heb het al gezegd, daar komen flink wat uitdagingen bij kijken: de soort heeft een verborgen levenswijze, is nachtactief en leeft in zeer moeilijk toegankelijke habitats; dat zijn moerassen, ik moet het u niet vertellen, als je daar door moet wandelen met electrotoestellen enzoverder, dat is niet evident.
Dus de soort is moeilijk te traceren wat maakt dat de kennis over zijn voorkomen beperkt is. Nu eDNA-technieken die kunnen daar heel handig in zijn of die kunnen daar heel hulpzaam in zijn.  Dat is eigenlijk speuren naar DNA-sporen die de soort uitscheidt,  maw door waterstalen te nemen kan je dit dus opsporen.  En we zullen dus ook uitgebreid onderzoek doen in de focusgebieden, in de prioritaire relictgebieden en ook in de overige relictgebieden en alle prioritaire potentiële leefgebieden zullen aan een onderzoek onderworpen worden om na te gaan of de soort er al dan niet nog zit.
Hier een overzichtje van het eDNA-onderzoek in het Schulensbroek dat we 2 tot 3 jaar geleden hebben uitgevoerd.  Zijn collega’s van mij en dan zie je hier dus de groene locaties waar de soort is waargenomen obv zijn DNA.  Is dus nog redelijk uitgebreid aanwezig in het Schulensbroek en in het Webbekombroek. Vooral in het zuidelijk gedeelte is de soort ook nog aanwezig.
Goed.
Die noord-aziatische modderkruiper die is in 2012 ontdekt in Nederland in de Tungelroyse beek en die heeft sindsdien een zeer sterke uitbreiding gekend. In 2019 dateren de eerste waarnemingen van België, nl in het Smeetshof langs de Lossing en dat vormt eigenlijk een bedreiging voor de grote modderkruiper relictpopulaties.  Je ziet hier de twee soorten: dit is onze modderkruiper, dit is de noord-aziatische modderkruiper.  Het probleem hierbij is dat die kan hybridiseren met grote modderkruiper en dat vormt natuurlijk een groot probleem.  We hebben daar ook een grote inventarisatie van gedaan vorig jaar en het jaar daarvoor mbv eDNA  maar ook met electro en schepselvisserij.  En hier zie je dan een overzichtje van de resultaten van de eDNA-bemonsteringen en dan zie je in het rood, dat zijn de waarnemingen van eDNA in het gebied en in het blauw dat zijn waarnemingen obv eDNA van grote modderkruiper; en grote modderkruiper zat in de Lossing dat wisten we al.  Wat we nog niet wisten is dat ie nog redelijk ver stroomafwaarts zich ook bevindt en zelfs in een aantal zijbeken van de Lossing zich bevindt samen met een aziatische modderkruiper.  Dus aziatische modderkruiper komt vooral in het westelijk gedeelte van het gebied voor maar hier en daar dus al samen met grote modderkruiper wat natuurlijk biezonder verontrustend is.  Ook hier dringt ie geleidelijk aan blijkbaar al binnen in grote modderkruiper habitat.  Op deze locatie is eDNA van beide soorten aangetroffen.  Goed.  Dat is dus een aandachtspunt dat we zeker moeten in het oog houden.
Goed.
Nu nog iets over de potentiële leefgebieden.       
Hoe hebben we die bepaald?  Dit is  bepaald obv de biologische waarderingskaart waarop we een aantal habitattypen hebben afgebakend.  Ook hebben we een aantal regionale belangrijke biotopen ingesloten en we hebben gebruik gemaakt van de waterlopenkaart maar ook de watervlakkenkaart die recent is ontwikkeld door het INBO.  Rekening houdend met overstromingsgevoeligheid van het gebied en met de verzilting van de polders.  Dus we weten dat de soort maar een bepaalde hoeveelheid zout aankan en in hogere concentraties chloor en zout niet voorkomt.  Daar is allemaal rekening mee gehouden om deze kaart te bekomen.  Ik weet niet of het goed zichtbaar is maar naar onderverdelingen een optimaal leefgebied heeft in het groen: hier en daar zie je groene vlekken en suboptimaal leefgebied in het oranje.
Hier zie je een voorbeeldje van bijvoorbeeld een gebied in de polders en dan zie je hier enkel weergegeven het optimale leefgebied in dat soort van typischer grachtenstelsels uit de polders.  Dit is in de buurt van Sluis, denk ik, en Damme.  Ja. 
En een ander voorbeeldje is dan hier van Limburg.  Dan zie je hier de  Grote Nete en de Molse Nete waar nog heel wat potentieel geschikt leefgebied aanwezig is in de vallei van die twee waterlopen.  Daarvan hebben we uiteindelijk een prioritering doorgevoerd, belangrijk daarbij was de aanwezigheid van optimaal habitat van lopende initiatieven in oa het kader van Sigma maar ook van rivierherstel van de Leie.  Gebiedskennis, lokale gebiedskennis van lokale beheerders hebben we ook mee in rekening gebracht of genomen.  De nabijheid van relictpopulaties, dus gebieden die dicht bij relicten zich bevinden hebben een hogere prioriteit.  De grootte van het gebied speelt een rol, dus met een voorkeur voor grotere gebieden.
We hebben ook historische aanwezigheid van de grote modderkruiper laten meespelen en natuurlijk wouden we ook een geografische spreiding over heel Vlaanderen bedoelen.  Hieruit zijn dus 50 prioritaire leefgebieden bekomen en  de meeste hebben in de naam ofwel een broek, meers of beemd.  Het is dus duidelijk dat het echt over dras- en natte moerasgebieden gaat.
Goed.
Dan nog wat rond het kweekprogramma.
Een kweekprogramma is nodig voor de soort want onderzoek heeft uitgewezen dat de populaties in Vlaanderen echt genetisch zeer sterk … Die behoren tot de laagste genetische diversiteit van alle populaties die wij hebben onderzocht.  Dat zijn populaties uit oa denk ik Tsjechië en Nederland.  Dus daar is heel veel aanwijzing dat onze populaties lijden onder inteelt.  Dus die moeten eigenlijk genetisch versterkt worden.  Bedoeling is dat we twee kweeklijnen opstarten met onze focusgebieden, dus met de dieren die nog in de focusgebieden aanwezig zijn.  Enerzijds dus het Goorke en anderzijds Herkenrode en we hebben een geschikte bronlocatie gevonden die niet zo ver van de Vlaamse, van de Belgische grens zich situeert: dat is de Langstraat in ’s Hertogenbosch in Nederland waar een heel uitgebreide duurzame populatie nog voorkomt.
We denken er ook aan, want je ziet hier op dit kaartje, nog enkele waarnemingen van de soort in het buitenland, oa in de Mark, dat zijn de bovenlopen van de Leie, komt de soort nog voor.  Ook in de Schelde, in de bovenloop van de Schelde zit ie nog en in de bovenlopen van de Samber, oa in 2014 is in Wallonië nog een exemplaar gevonden in de buurt van de Samber.
Dus ook dat is een mogelijkheid maar daar hebben we nog veel te weinig kennis van de genetische diversiteit van die populaties.  Dus voorlopig zullen we ons richten op die populatie van de Langstraat waar we dus onze dieren mee zullen kruisen. 
Bedoeling is dus om juvenielen uit te zetten in de focusgebieden en ook in 2 prioritaire relictgebieden en dat gedurende drie jaar.  En dat we larven uitzetten gedurende drie jaar in 2 prioritair niet bezette leefgebieden en dan gaat het echt om herintroductie.
Goed.
We hebben al een aantal experimenten gedaan met de kweek van grote modderkruiper, dus in 2019 hebben we een aantal oudere dieren verzameld.  Dat was gebeurd met electro-visserij en hebben we in Herkenrode amper 9 ouderdieren gevangen in het voorjaar van 2019. 6 vrouwtjes, eigenlijk ook een aantal mannetjes.  Het betrof allen zeer grote dieren, bijvoorbeeld als je dat vergelijkt met de populatiestructuur van  de populatie die in het Goorke zat, daar hebben ze toen een 700-tal exemplaren kunnen vangen en hier zie je de populatieverdeling of de grote  structuur van die populatie en dan zie je dat de dieren die we vangen of gevangen hebben in Herkenrode eigenlijk echt heel grote dieren zijn.  In het rood zijn de vrouwtjes en in het blauw de mannetjes.  Dus die populatiestructuur is echt niet goed.
Goed.
We hebben die dieren overgebracht, we hebben die in een buitenopstelling gebracht en dus in grote bassins die we op een natuurlijke manier hebben ingericht waar geen predatoren zaten en waar eventueel mogelijkheid was tot natuurlijke paai.  We hebben een aantal quick-experimenten gedaan: de eerste was op 23 april: we hebben gebruik gemaakt van één mannetje en een vrouwtje en dan hormonaal gestimuleerd.  We hebben dat afgestreken dat vrouwtje en het mannetje.  7000 eitjes zijn daar uit gekomen.  Mannetje gaf wel heel weinig zaad.  We kregen wel embryonale ontwikkeling, alles verliep normaal maar na 48 uur kregen we wel een heel hoge sterfte. Dus ongeveer 90% stierf dan af.  Het waren echt prematuren en uiteindelijk hebben maar 400 larven na 4 dagen nog overgehouden.  Dat zijn dan op deze manier gezonde larven.
Een tweede poging op 25 april met iets meer wijfjes en mannetjes.  Alle wijfjes gaven goede eitjes en van de twee mannetjes gaf er eentje heel veel zaad.  Een goede ontwikkeling de eerste 24 uur maar na 72 uur alles afgestorven.  Alles zag er goed uit maar misschien was er toch iets mis met het zaad, dus dat kan een aanwijzing zijn dat het genetisch toch niet echt goed zit met die dieren in Herkenrode.
Een derde poging die was heel succesvol tot onze grote vreugde.  Bestond uit één vrouwtje en twee mannetjes.  Er was ook al een gedeeltelijke natuurlijke ei-afzet gebeurt.  We hebben zeer verschillende bevruchtings- en incubatietechnieken gebruikt.  In totaal kregen we 13000 eitjes en er was een zeer succesvolle ontluiking bij de diverse methodes. 
Een vierde poging deden we op een natuurlijke manier maar dat gaf slechts heel beperkt een aantal eitjes .  En we kregen daar ook maar een 10-tal larven van.
Goed
Die larven zijn uiteindelijk opgekweekt geworden.  We hebben er ruim 5000 stuks kunnen opkweken.  We hebben verschillende methodes gebruikt, zowel kweek in vijvers als in kweekbakken om het risico op mislukking te verkleinen.  En dan zie je dat die larven in de bassins het heel goed deden en die werden gevoed met artenia’s, plankton.  Er was amper sterfte en heeft geleid tot een eerste uitzetting van nakomelingen ervan van een 1500 stuks in Herkenrode.
En dan verdere opgroei van die juvenielen in bassins tot vijf maanden zie je dat zij sterk  groeien tot een 8-tal centimeter na 5 maand, geen sterfte.  We hebben nog 800 stuks kunnen bijkweken Opkweek van larven in vijvers: dus dat bestond eruit dat we larfjes van 1 tot 2 weken gewoon in visvrije vijvers hielden op de kwekerij en die gaven een zeer goede overleving.  Dus dat is echt uitzonderlijk goed.  Ook een heel snelle groei: als je ziet: op 6 maanden zijn die dieren gegroeid tot 12 tot 16 cm.  Echt ongelooflijk.  Dus van deze bench hebben we dus ook heel veel, een 1500 individuen, kunnen uitzetten in Herkenrode.  Dit zijn de verschillende uitzetlocaties waar we dus zowel in juni met individuen van 4 centimeter als in oktober 8 tot 7 cm grote dieren hebben kunnen uitzetten.
Een aantal van die dieren hebben we gezenderd want we plannen ook om uitgebreid onderzoek te doen naar de verspreiding van die dieren in dit gebied, iets wat nog nauwelijks gekend is voor deze soort.
Goed.
Dan tenslotte nog iets kort over sensibilisatie en dat is eigenlijk ook een belangrijk aspect van het soort beschermingsprogramma.  Er is eigenlijk heel wat overleg gebeurd met allerlei actoren om dit programma samen te stellen.  De code voor de goede natuurpraktijk, dat is iets wat we nog zullen aanpassen ifv een meer ecologisch grachtenonderhoud.  En dat niet alleen, maar we gaan dat ook toepassen met plaatselijke landbouwers in het focusgebied van Arendonk.
We hebben een internationale workshop georganiseerd in Nederland in september 2019. Onder andere hebben we op de abdijsite Herkenrode ook een standje ingericht en dat was eigenlijk heel succesvol: heel veel oudere mensen die daar langskwamen en we hadden een bokaal met dus 2 exemplaren  grote modderkruipers mee en die kenden echt die soort nog heel goed.  We hebben ook heel veel oude  waarnemingen kunnen optekenen van waar de soort in de buurt van Hasselt vroeger voor kwam.  Dat gaf echt wel heel unieke info.
We hebben ook een oproep gelanceerd oa in lokale gemeentebladen.  Helaas, ik had gehoopt op die van Hasselt veel reactie te krijgen, zeker na die infostand die we georganiseerd hadden in Herkenrode, maar daar is dus niks uit gekomen. 
Nu, er is ook wat persaandacht geweest zowel in de krant als via de radio, en er wordt ook nog gepland, we denken oa aan het inrichten van een aantal exhibities in lokale musea. Milieuzorg op School zou ook een programma kunnen zijn om de grote modderkruiper dat we kunnen aanmaken.                    Er zal een brochure gemaakt worden ten behoeve van de soort en er zal binnenkort ook een documentaire reeks op Canvas worden uitgebracht waarin oa grote modderkruiper aan bod zal komen.
Dus ja, de soort heeft echt wel een grote symbolische waarde en dat merken we toch dat er redelijk wat, de soort toch wat aandacht krijgt en zeker hier in Limburg is dat het geval.
Goed.
En hier zie je nog een voorbeeldje van symboolwaarde in de praktijk.  Je kunt zelfs zo ver gaan dat  grote modderkruiper op ons lichaam staat om aan te tonen wat een bijzondere vis dit is.  Hierbij wil ik afsluiten.
Ik wil jullie allemaal bedanken voor jullie aandacht en ik wil nogmaals oproepen als jullie beschikken over oude waarnemingen, foto’s, weetjes, het gebruik van weeraal, wat dan ook, wat er van kennis nog is over de historie van die soort in Vlaanderen, mag je mij dat altijd laten weten door mij een mail te sturen.  En je ziet mijn mailadres hier onderaan.
Goed.
Dank u wel voor uw aandacht en ik zal blij zijn om jullie vragen nu te beantwoorden.
Jan Mampaey:
Goed.  Dank u wel Jeroen.
We hebben inderdaad een hele reeks vragen binnengekregen.
Fijn dat je ook meteen je scherm afgezet hebt, dat we jou ook terug kunnen zien.
Ik ga ze gewoon overlopen.
Er zijn een aantal vragen over andere vissen. 
Het bermpje, is dat een verwante soort of niet en hoe zit dat dan?

Jeroen van Wichelen:
Neen, een bermpje is geen verwante soort maar die trekt er een beetje op omdat die ook een beetje baarddraden heeft maar voor de rest heeft ie niks met modderkruipers te maken.
Jan Mampaey:
En de beekprik, is die verwant? 
Jeroen van Wichelen:
Neen, die is ook helemaal niet verwant want beekprik is eigenlijk geen vis maar heeft ook niks met modderkruipers te maken.  Die zit ook wel, maar eigenlijk niet in modder en heeft meer behoefte aan zandige substraten tenzij de larven, de larven durven ook wel in wat moddersubstraat zitten maar heeft voor de rest niks met modderkruipers te maken. Het is eigenlijk een rondbek, de beekprik, dus eigenlijk geen vis.
Jan Mampaey:
Een vraag die ik mezelf wel stelde is: waarom is die soort zo spectaculair afgenomen na maar 1945? Je hebt wel achteraf heel wat opgesomd.  Kan je daar ook zeggen dat bepaalde factoren belangrijker zijn dan andere?  Heb je daar inzicht op?
Jeroen van Wichelen:
Ja, nu de soort is echt gebonden aan moerassen en heel veel moerassen zijn drooggelegd, vooral omwille van landbouw en intensifiëring van landbouwgebruik.  Dus dat heeft al een flinke hap uit zijn habitat weggenomen.  Daarnaast is het waterbeleid jarenlang gebaseerd geweest op zo snel mogelijk water afvoeren en geen connectie meer met de vallei, dus ja, dat heeft hem zeker niet geholpen.  Dat zijn al twee heel belangrijke factoren, denk ik, die zorgt dat die soort heel sterk achteruit is gegaan.  Niet alleen die soort, de kwabaal is ook zo’n voorbeeld die er zeer sterk onder door is gegaan omwille van die reden.
Jan Mampaey:
OK. Goed.
Er was ook iemand die zich afvroeg hoe dat zoeken met eDNA in zijn werk gaat? Je hebt daar wel iets over gezegd maar kan je die techniek eventjes kort uitleggen?
Jeroen van Wichelen:
Ja, dus eigenlijk is het gebaseerd op: elk dier scheidt een zekere hoeveelheid DNA af in zijn omgeving, en dat kan via faeces gaan, huidschilfers, via bloed enzoverder, en eigenlijk de techniek bestaat erin dat je dus waterstalen neemt, je neemt een bepaalde hoeveelheid water dat je affiltert, dus je filtert die DNA-deeltjes daaruit, je amplificeert deze, dus je vermeerdert die en je kan dan met welbepaalde primers die dus typisch zijn voor de grote modderkruiper, bijvoorbeeld kijken of er voor dat soort van fragmenten dus DNA van die vis is terug te vinden.  Daar komt het eigenlijk op neer.  Dat ziet er heel eenvoudig uit, maar dat is natuurlijk technisch, je moet er wel wat dingen voor doen maar eigenlijk is het een vrij eenvoudige techniek.  En éénmaal als die op punt staat, en die staat nu op punt voor grote modderkruiper, maar ook voor het detecteren van exoten, de noord-aziatische modderkruiper, ja, dat geeft ons wel heel veel mogelijkheden en veel meer mogelijkheden dan de klassieke visserij over die soort, ten minste om die soort op te sporen.
Jan Mampaey:
Er was iemand die opmerkte dat als je nu kijkt waar ie nu nog voorkomt dat dat allemaal gebieden zijn, ja, waar toch een relatief lage bemestings- en pesticidendruk is.  Kan je dat bevestigen?  Is dat ook jouw idee dat dat belangrijke parameters zijn om de soort, ja, nu nog in stand te houden en ik heb daar een bijkomende vraag bij die ook iemand stelde van heeft het wel zin om de soort terug te herintroduceren op plaatsen waar dat de waterkwaliteit suboptimaal,  om dat woord te gebruiken, is?
Jeroen van Wichelen:
Wel, van pesticiden, daarvan is onderzoek gebeurd en een Oostenrijkse collega die inderdaad van bepaalde pesticiden effecten heeft aangetoond op de embryonale ontwikkeling van die soort.  Dat zal niet typisch alleen voor modderkruiper zijn, er zullen nog veel andere soorten daar effecten van ondervinden, maar anderzijds is het wel een soort die in heel rijk water, een modderige omgeving en zuurstofloze condities zich goed voelt.  Ja, het is wat dat betreft heeft hij niet zoveel eisen en kan hij heel veel aan maar pesticiden en specifieke pesticiden kan ie inderdaad wel problemen van ondervinden maar eigenlijk weten we dat niet goed.  Dus dat is kennis die echt nog ontbreekt en stel dat het soort beschermingsprogramma dus niet aanslaat dan is dat iets wat we in meer detail willen bekijken of dat effectief ligt aan overmaat aan pesticiden of zo in de gebieden.  Ja, dat klopt.  Dat is een aandachtspunt waarvan we ons bewust zijn.
Jan Mampaey:
OK.  Er zijn ook al een aantal suggesties voor plekken voor herintroductie.  Geen idee of die al op jouw lijstje staan maar de Bosbeek en de Itterbeek, die hebben bevers was de redenering, dus dat gaan wellicht ook goede plekken zijn of worden om grote modderkuiper uit te zetten.  Is dat een goede redenering?
Jeroen van Wichelen:
Dat is een goede redenering volgens mij.  Dus alles wat je doet om water op te houden en de gebieden te vernatten, laat mij zo zeggen, speelt de modderkruiper in het voordeel.  Ja, vooral in het voorjaar is dat van belang, dus echt die ondergelopen vlaktes, die nat staan in het voorjaar, dat is heel belangrijk.  Als bevers daar aan mee helpen is dat mooi meegenomen, maar anderzijds kan dat ook sommige andere soorten dan er in conflicten mee brengen.  Ik denk bijvoorbeeld maar aan beekprik, die is daar nu net niet mee gebaat.  En ja, dat zijn nu al actueel issues en ja….
Jan Mampaey:
Ja, daar weten wij alles van hier in Limburg, van die conflicten.
Jeroen van Wichelen:
Inderdaad.
Jan Mampaey:
Er werden ook nog suggesties gedaan: het Sigmaplangebied in Kalken en Het Vinne in Zoutleeuw is misschien ook een idee maar ………..
Jeroen van Wichelen:
Kalken is allezins een prioritair leefgebied, dat is alvast ingesloten in de 50 prioritaire leefgebieden.  Het Vinne, ik weet het nu niet vanbuiten, alleszins aan gedacht, maar ja, er is nog het één en het ander aan de hand in het Vinne en ik weet niet of het uiteindelijk de lijst heeft gehaald.
Jan Mampaey:
Is ie daar ooit waargenomen?  In het Vinne of omgeving of weet u dat niet?
Jeroen van Wichelen:
Ik zou dat moeten weten want ik heb alle gekende waarnemingen bijeen verzameld maar het schiet mij nu niet te binnen of ie in het Vinne is gezien.  Ik denk het persoonlijk niet maar ik moet mijn lijst bekijken daarvoor.
Jan Mampaey:
Geen probleem.
Je vermeldt op een gegeven moment dat natuurinrichting een bedreiging kan zijn voor de grote modderkruiper.  Ja, daar is wat, ja, wat beschouw je juist als natuurinrichting, is dan de vraag.
Jeroen van Wichelen:
Ja, ik denk maar iets.  Ik heb zelf ervaring met herstelprojecten in ondiepe meren, meren die geëutrofieerd zijn en dat kan bijvoorbeeld een conflict geven als je dus en ook veel grachtenstelsels soms kan daar nog een historische vervuiling in zitten of die moeten ontslibd worden om één of andere reden dus oligotrofiering is dus iets wat in natuurmiddens wordt uitgevoerd.  Ja, dat kan natuurlijk in conflict komen omdat je dan een stuk van het habitat eigenlijk vernietigt.  Dat is één ding.  Een andere zaak is, ja wij willen natuurlijk meer water in de vallei terugbrengen, de kwaliteit van het water momenteel is nog niet van die aard dat dat geen nadelige effecten kan hebben op eventueel waardevolle vegetaties in die valleigebieden die eutrofieringsgevoelig zijn.  Voor modderkruipers is dat geen enkel probleem, wat bijvoorbeeld wel voor die eutrofieringsgevoelige vegetatie is.  Dus dat kan soms, ja, conflicten veroorzaken. Ai conflicten, ja……….. Ja, andere belangen, hé, naar boven brengen en dan is het wat prioritiet dat is. Dat is voer voor discussie dan.
Jan Mampaey:
Dan waren er ook een aantal vragen in die richting, hé.  Wat is de verwachte impact van de voorgestelde maatregelen op andere soorten aanwezige vissen en amfibieën?  Je maakt zelf al de uitbreiding naar de vegetatie.  Het is inderdaad soms al licht conflictueus maar zijn er, laten we echt zeggen, vissen en amfibieën conflicten mogelijk.
Jeroen van Wichelen:
Euh, eigenlijk kan het zelfs voordelig zijn, ik denk maar aan iets, boomkikker, die heeft ook baat bij visarme plassen, dus dat kan wel samenhangen met een aantal andere waardevolle soorten en dat is nu één voorbeeld.  Salamanders ook, hé, dat is oa in Herkenrode vinden wij in die grachten veel salamanderlarven af en toe maar ook helaas veel giebel en veel zonnebaars wat dat dan veel minder interessant is omdat dat echt predatoren zijn van uw eitjes en ze zowel de grote modderkruiperlarven als amfibielarven, maar het kan zeker samen, maar zeker ook allerlei moerasorganismen en dan denken we natuurlijk direct aan vogels, die hebben ook baat bij een vernatting en een inrichting van overstromingsvlaktes, moerassen, enzoverder.
Jan Mampaey:
OK.
Een beetje een algemenere vraag van één van de mensen die met het waterbeheer hier in Limburg bezig is, die zegt in 1998 werd er al geadviseerd om de waterloop veel minder of zelfs niet te ruimen.  Dat is allemaal dode letter gebleven.  Is er nu, met ook heel de blue-deal in gedachten, kans dat dat wel structureel gaat veranderen?  Wat is jouw inschatting daarvan want ik neem aan dat dat ook voor jou een belangrijk gegeven is en we weten dat wat ik ondertussen geleerd heb over de grote modderkruiper.
Jeroen van Wichelen:
Ja, dat is alleszins onze betrachting, hé. Dus we, het is inderdaad onze wens om heel dat ruimingsbeleid dat de laatste  10-tallen jaren echt gericht was op heel intensief ruimen om dat te veranderen.  Nu, dat is iets wat je niet van de ene moment op de andere moment doet.  Wij hebben dus inderdaad in discussie getreden in het focusgebied Arendonk met de lokale landbouwers maar die zijn wel bereid om samen met ons een keer een aantal dingen te testen.  Dus dat is al één ding, we gaan het lokaal testen en kijken in hoeverre dat het minder intensief ruimen kan.  En we willen dat aannemen, we willen dat dus met een aantal voorbeelden in de praktijk brengen.  We plannen ook een studiedag voor een aantal geïnteresseerden naar Nederland waar ze dat grachtenbeheer al langer uitvoeren met goede resultaten zowel voor de landbouw als voor de natuur.  Dus dat is ook opgenomen in het soortbeschermingsplan, zo’n studiedag.  Anderzijds willen we dat ook in de code voor een goede natuurpraktijk  inbedden en het is natuurlijk een mentaliteitswijziging die we vereisen want soms, dikwijls is het niet nodig om heel intensief  te maaien of uit te diepen, maar dat is eigenlijk een soort werkattitude, een “werkeer” die aannemers hebben: als die de grachten moeten ontruimen, die doen dat heel strikt en gestructureerd en heel intensief zodat je een perfect propere gracht achterlaat en wat we eigenlijk vragen is om een beetje slordiger te werken.  Maar een aannemer heeft dat natuurlijk niet graag want ja, de mensen weten wie dat doet en dat geeft eigenlijk zijn goede werking niet weer als wij, als dat wat slordiger moet verlopen.  Maar dat is eigenlijk hetgeen wij vragen, gewoon een beetje slordiger hier en daar, wat laten staan, ik denk dat de Nederlandse aanbeveling zo’n 25% is.   Je kan gerust met mozaïekpatronen werken.  Nu, de provincies proberen dat wel al dat soort van beheer door te voeren.  Dus ook de provincie Antwerpen is dat nu ook al aan het uitvoeren.  Dus de overheden gaan zeker op een hoger niveau, dus de provincies enzoverder, die proberen dat wel meer en meer te doen.  Maar het is vooral op gemeentelijk niveau denk ik  dat we nog heel wat werk hebben maar we zijn er aan bezig en dat is een belangrijk  onderdeel van het sbp.  Om dan meer ingang te krijgen, te vinden bij de lokale beheerders.
Jan Mampaey:
Goed.
Jeroen, ik denk dat we door de belangrijkste vragen heen zijn.
Hartelijk dank voor heel je uiteenzetting en voor uw helder antwoord op al onze vragen.
Ik wens je nog veel succes met de grote modderkruiper en ik weet dat je zeker nog een paar keer in Limburg daarvoor nodig gaat zijn.  Dus, hartelijk welkom hier.
Jeroen van Wichelen:
Ja, zeker en vast.
En hartelijk dank voor de uitnodiging.  Het was me een waar genoegen.
Jan Mampaey.
OK. Goeienavond nog.