Het correct dimensioneren van een buffervoorziening kan wel eens voor moeilijkheden zorgen. Soms is er maar een beperkte ruimte ter beschikking of wil de bouwheer juist meer op hergebruik inzetten.
Wanneer een bouwproject onder de gewestelijke stedenbouwkundige vergunning valt, moet er altijd verplicht een hemelwaterput worden geplaatst. Deze mag, afhankelijk van het hergebruik minimum 5.000 L en maximum 10.000 L bedragen.
De tweede stap is de berekening van de oppervlakte aangesloten verharding. Deze wordt vermenigvuldigd met de geldende buffernorm (meestal 250 m³/ha) waar met een aantal te bufferen volume verkrijgt.
Bij infiltratie dient de infiltratieoppervlakte ook groot genoeg te zijn. Hier geldt als vuistregel dat er minimum 4 % van de aangesloten oppervlakte, oppervlakte infiltratievoorziening moet zijn. Hoe groter deze oppervlakte, hoe sneller het opgevangen hemelwater in de bodem kan infiltreren. Daarom kan er tussen buffervolume en infiltratieoppervlakte gespeeld worden (zie Buffernormen).
Opgelet! Vanaf 1.000 m² verharding kan de adviesverlenende instantie strengere buffereisen opleggen. Zo wordt algemeen aangenomen dat vanaf deze hoeveelheid verharding (en dus ook volume water dat versneld wordt afgevoerd) er een groot effect ontstaat op het ontvangend watersysteem. Dit kan een riolering of een aanliggende waterloop zijn.
De aanstiplijst gewestelijke stedenbouwkundige verordening hemelwater geeft hier een leidraad in.