De provincie Limburg gebruikt cookies om jouw surfervaring op deze website gemakkelijker te maken.

Strikt noodzakelijke cookies
Deze cookies zijn strikt noodzakelijk om in de site te navigeren, of om te voorzien in door jou aangevraagde faciliteiten.
Functionaliteitscookies
Deze cookies verbeteren van de functionaliteit van de website door het opslaan van jouw voorkeuren.
Prestatiecookies
Deze cookies helpen om de prestaties van de website te verbeteren, waardoor een betere gebruikerservaring ontstaat.
Online surfgedrag gebaseerde reclame cookies
Deze cookies worden gebruikt om op de gebruiker op maat gemaakte reclame en andere informatie te tonen.

Q&A Limburgse Klimaattop

Hieronder vind je een overzicht van de onbeantwoorde vragen die gesteld zijn tijdens de Limburgse Klimaattop van 9 februari 2021.

  1. Waarom zijn de ETS-bedrijven (en andere extra sectoren) meegenomen in de klimaatcijfers van de provincie?

    In de provinciale klimaatcijfers zitten naast de gebruikelijke uitstootcijfers uit het Burgemeestersconvenant niet alleen die van de ETS-bedrijven, maar ook die van het spoorverkeer, de binnenscheepvaart en de niet-energiegerelateerde emissies van de landbouwsector. Dit was een uitdrukkelijke keuze al bij de aanvang van het provinciaal klimaatbeleid, nog vóór het Burgemeestersconvenant zijn intrede deed. Uitganspunt is dat deze activiteiten – net zoals alle andere sectoren en maatschappelijke geledingen overigens – bijdragen aan de uitstoot op Limburgs grondgebied en even zeer beïnvloed worden door het provinciaal beleid als de andere, direct of indirect. Want hoewel wij er ons terdege van bewust zijn dat hogere regelgeving, internationale marktevoluties e.d. vaak een grotere impact hebben op investeringen of gedrag, zetten de jarenlange provinciale inspanningen op het vlak van ruimtelijke planning, mobiliteit, economische ontwikkeling, onderwijs, landbouw, water en natuur toch mee de bakens uit.
    Het meenemen van deze uitstoot houdt overigens zowel kansen als risico’s in m.b.t. de evolutie van de cijfers. Een risico is bijvoorbeeld dat een nieuwe gascentrale in Limburg de uitstoot opdrijft. Bij de kansen zit onder meer het inschakelen van ETS-bedrijven in de warmtetransitie.

  2. Worden ETS en niet-ETS bedrijven ook apart bekeken?

    In de cijferanalyses worden de ETS en niet-ETS bedrijven als afzonderlijke groep weergegeven, met verschillende evoluties en conclusies. In het provinciale beleid richting bedrijven speelt dit onderscheid nauwelijks mee, en wordt vooral uitgegaan van noden en opportuniteiten.

  3. Klimaat stopt niet aan de provinciegrenzen. Hoe zit het met de omliggende regio’s, en hoe doen wij het t.o.v. de andere provincies?

    Vergelijken met andere regio’s of provincies is altijd een beetje opletten omdat de uitgangssituaties soms danig verschillen. Niet alleen kunnen zaken als bevolkingsaantal, industrialisatiegraad, de mate van (transit)verkeer, de toestand van het gebouwenpatrimonium of de ontsluiting via openbaar vervoer uiteenlopen. Maar ook zaken als de emissiefactor voor elektriciteit of het referentiejaar kunnen licht verschillen. De provincie Limburg liet in 2010-2011 een omvangrijke studie uitvoeren met een nulmeting op basis van het jaar 2008. Dat jaar wordt sindsdien als referentiejaar gebruikt. De Limburgse gemeenten daarentegen hanteren 2011 als referentiejaar. Dat was het jaar waarin zij gezamenlijk het eerste Burgemeestersconvenant tekenden.
    En uiteraard is ook belangrijk om te weten welke cijfers allemaal worden meegenomen in de berekeningen (zie ook antwoord vraag 1). Ook met de aangrenzende regio’s in Wallonië of Nederland zijn verschillen mogelijk in de meetmethode.
    Al deze elementen kunnen zowel de totale uitstoot als de relatieve evoluties in de ene of de andere richting beïnvloeden. Het is dus telkens kwestie van na te gaan of de vergelijkingsbasis wel dezelfde is.

  4. Is er meer achtergrondinformatie beschikbaar bij de provinciale klimaatcijfers?

    De inventarisatie die door Zero Emission Solutions werd gemaakt in opdracht van de provincie is hier te raadplegen. In dit rapport is bijkomende achtergrondinformatie te vinden over alle sectoren en bronnen.

  5. Ruimtelijke ordening is een groot onderliggend probleem. En met de aangekondigde "bouwstop" is de verkavelingsdrang alleen maar groter geworden. Hoe pakken we dit aan?

    Dit is een heel complex probleem. We vertrekken van een historisch gegroeide sterke ruimtelijke versnippering, maar ook van eigendoms- en aanverwante rechten. Dit heeft voor een deel bijgedragen aan onze algemene welvaart, maar nu blijkt dit ook een rem te zijn geworden daarop. Bovendien is de levensduur van infrastructuur en onroerende goederen erg lang en de kostprijs hoog, waardoor bijsturingen zeer veel tijd en geld vragen. En de klimaatwijziging geeft ons alleszins die tijd niet.
    Hoewel het juridische kader vooral bij Vlaanderen en de gemeenten zit, zet de provincie binnen die contouren toch zoveel mogelijk in op versterking van kernen en handelscentra, multifunctioneel ruimtegebruik en waar mogelijk ontsnipperende wijziging of ruil van bestemmingen. Dit gebeurt vanuit verschillende beleidsdomeinen, onder de overkoepelende visie van het Ruimtelijk Structuurplan Limburg dat binnen afzienbare tijd zal worden vervangen door een nieuw Beleidsplan Ruimte Limburg. Het proces van het Beleidsplan Ruimte Limburg kun je hier volgen. Daar vind je alvast de Conceptnota, waarin al de grote krachtlijnen neergeschreven zijn. Tevens geeft het zicht op het proces dat al doorlopen is en de voorbereidende studies die werden uitgevoerd.
    We mogen niet de illusie koesteren dat daarmee alle problemen van de baan zullen zijn. Maar we merken wel dat de visie en diverse concrete initiatieven een verbindend en vooral lokaal oplossend effect hebben, mét hefboomwerking.

  6. Kan de provincie Limburg de opslag van energie stimuleren?

    Opslag van energie – of het nu elektriciteit, warmte, brandstof of een combinatie is – is meestal erg lokaal bepaald of projectgebonden. Het is op dit moment geen thema waar een algemene provinciale steunmaatregel voor uit te werken is. Maar het is zeker een onderwerp dat onze aandacht heeft, zowel door het opvolgen van studies of testcases als in concrete projecten waar we rechtstreeks bij betrokken zijn. Zo zal dit ook in het traject waarbij we gemeenten willen ondersteunen bij de ontwikkeling en uitvoering van warmtezoneringsplannen aan de orde zijn.
    In het kader van SALKturbo werden overigens diverse ideeën rond energie-opslag gegenereerd waarvoor nog steeds partners of trekkers zich kunnen aanmelden. Meer info vind je op de website van SALKturbo.

  7. In relatie tot technologische klimaatoplossingen valt geregeld de term "5G"-netwerk. Er zijn zowel vragen bij de gezondheidsaspecten (straling) als bij het energieverbruik dat daarmee gepaard gaat. Hoe zit dat juist?

    Er is de afgelopen 20 jaar heel wat studiewerk verricht in binnen- en buitenland m.b.t. de verschillende netwerken (3G, 4G, 5G) voor mobiele communicatie. Aanleiding waren klachten over gezondheidsproblemen zoals hoofdpijn, misselijkheid of erger nog: kanker. Hoewel er zeker mensen zijn die deze problemen ervaren, wijzen zelfs epidemiologische studies op lange termijn niet op een causaal verband met blootstelling aan deze straling. Uiteraard kan langdurig gsm-gebruik bv. bij door spierspanningen bij een slechte telefoonhouding hoofdpijn veroorzaken, of kan het lange schermkijken voor duizeligheid zorgen.

    Zorgt 5G dan voor meer straling dan 4G?

    Wel, ook daar moeten we erg genuanceerd op antwoorden. In de eerste plaats zullen er meer (kleine) antennes zijn. Dat lijkt de stralingsdosis te zullen verhogen. Maar anders dan bij 4G zullen die zenders pas actief worden wanneer een verbonden gsm actief gebruikt wordt. Niet wanneer hij gewoon in je binnenzak zit. Dus de blootstellingsduur kan ook wel eens significant verminderen.
    De regulator voor telecommunicatie (BIPT) volgt de wetenschappelijke studies rond dit punt alleszins nauwgezet op. En voor alle zenders wordt vooraf het respecteren van de normen berekend en opgevolgd.
    Wat het energieverhaal betreft, lijkt 5G opnieuw een verhaal met positieve kanten en mogelijke valkuilen. Het goede nieuws: een 5G netwerk is in principe energie-efficiënter dan 4G. Maar wanneer de toepassingen zich heel sterk zouden uitbreiden kan het totale energieverbruik mogelijk weer toenemen. De vraag is dan vooral welke energie we gaan gebruiken om het netwerk te voeden, en of door die toenemende toepassingen andere elementen in ons energieverbruik zouden wegvallen (bv. betere thuiswerkmogelijkheden en dus minder fysieke verplaatsingen met de wagen). Een sluitende conclusie is er dus niet, maar we weten wel waar we waakzaam voor moeten blijven.

  8. Is de stijgende verkoop van steeds grotere en meer energieverslindende wagens geen aandachtspunt? En moet het openbaar vervoer in Limburg niet beter worden uitgebouwd?

    Je hebt een punt dat dit de uitstoot niet ten goede komt, zelfs niet wanneer die grotere wagen een hybride of elektrisch voertuig is. In zeker mate werd door de hogere overheid al getracht om de toevloed aan "nep" hybride luxewagens af te remmen door het fiscale voordeel weg te nemen, maar prikkels in het voordeel van robuuste wagens blijven sterk aanwezig in de reclame en beeldvorming.
    De provincie heeft niet de bevoegdheden en middelen om hier rechtstreeks op in te grijpen. Maar we voeren wel de aantrekkelijkheid van het fietsen gevoelig op. Enerzijds doen we dat door het comfortniveau en veiligheid van fietspaden te blijven verbeteren, het netwerk te versterken en infrastructuur te voorzien. Anderzijds door de cultuur rond fietsen en gezondheid actief te stimuleren, en mentale drempels of zelfs angsten voor het fietsen te verlagen door gemeenten te stimuleren te investeren in het (her)benutten van trage wegen verbindingen of educatieve projecten. Steeds meer gemeenten voeren ook fietsstraten in, waar de fietser centraal staat. Hopelijk kunnen deze positieve prikkels, samen met een in de toekomst hopelijk verminderde nood aan verplaatsen (bv. thuiswerk, betere ruimtelijke ordening, circulaire economie, …) en mogelijk een actieve ontmoediging van autoverplaatsing (bv. kilometerheffing, parkeerbeleid, …) tot een omslag in denken en doen leiden.
    Wat betreft het openbaar vervoer, draagt de provincie vooral bij via haar rol in de vervoerregio Limburg. In 2020 werd in dat kader de oriëntatienota voor een regionaal mobiliteitsplan, alsook een openbaarvervoerplan op korte termijn goedgekeurd met de nodige aandacht voor collectief vervoer. Autonome beslissingen van NMBS/Infrabel of De Lijn sluiten in hoofdzaak om economische redenen nog niet altijd aan bij dat kortetermijnplan, maar de doelstelling is om dit op iets langere termijn wel te bekomen. Ook daar kunnen evoluties in onze verplaatsingsnoden, ruimtelijke ordening, lasten op autoverkeer e.d. voor kantelpunten zorgen.

  9. Zijn bepaalde innovaties als een "windboom" een oplossing?

    We kunnen geen echte uitspraak doen over de effectiviteit en efficiëntie van de windboom omdat er te weinig gehomologeerde metingen zijn in verschillende omstandigheden, relevant voor Limburg. De ervaring tot nu toe met gelijkaardige innovaties in kleinschalige windenergie is dat de door de leverancier opgegeven energieproductiecijfers zo goed als altijd een overschatting zijn en de terugverdientijden gevoelig langer dan opgegeven (soms zelfs langer dan de normale levensduur van de installatie). Deze "onderprestaties" leiden vaak tot een gebrek aan onderhoud, wat dan weer aanleiding kan geven tot hinder (geluid, reflecties, stormschade, …) en moeilijk oplosbare geschillen met omwonenden.
    Dit wil niet zeggen dat er geen heel specifieke situaties zijn waarin kleine winmolens of bepaalde innovatieve installaties toch zinvol kunnen zijn. Alleen zal de toepassing op grotere schaal heel waarschijnlijk niet in overeenstemming zijn met het gehoopte effect, en algemeen leiden tot suboptimale investeringen en overmatig ruimtebeslag. Tot anders wordt bewezen uiteraard…

  10. Is er niet te weinig vertrouwen in de overheid om het klimaatbeleid te doen slagen?

    Zowel onze overheidsstructuur als onze samenleving zijn erg complex. Daarnaast hebben we een niet te ontkennen volksaard die voortdurend schippert tussen "onze goesting willen doen" en "het verlangen dat de overheid het regelt". In die maatschappelijke spreidstand worden onvermijdelijk beslissingen genomen die als "fout" worden bestempeld volgens de ene of de andere (of iedereen). En die leiden op termijn tot wantrouwen, wat nooit een goede basis is voor vooruitgang.
    In het voorbije decennium van het provinciaal klimaatbeleid zijn ongetwijfeld ook dergelijke "fouten" gemaakt. Maar net als in een relatie die onder druk staat, is praten over fouten en concreet proberen samen te werken aan een betere aanpak de beste basis om vertrouwen terug te winnen. Dat tracht de provincie o.a. met deze klimaattop te doen. Maar ook in de vele contacten met gemeenten en diverse sleutelorganisaties, in de projecten die we uitvoeren of steunen, de subsidies die we toekennen, en via de taal van de cijfers die ons de meest objectieve feedback geeft.
    Die feedback der getallen leert ons vooral dat het in het directe voordeel is van ieder van ons om mee die klimaatinspanningen te doen: voor onze gezondheid, voor onze welvaart, voor onze familie, voor onze leefomgeving.

  11. Waarom deze samenstelling van het programma en panel?

    Op elke klimaattop streeft de provincie naar een brede en evenwichtige inbreng van meningen en belangen, overheen alle edities. Omwille van de voorzorgen i.k.v. Corona en de noodgedwongen overstap naar een online evenement, werd het programma compacter en het aantal panelleden dat lijfelijk kon deelnemen sterk beperkt.
    In deze editie werd gekozen voor een bijdrage vanuit Europa, waar het nieuwe klimaatbeleid een boost heeft gekregen het voorbije anderhalf jaar. Daarnaast draaide het uiteraard ook om de evolutie in de provinciale klimaatcijfers. Daarom mochten de politiek verantwoordelijke, gedeputeerde Bert Lambrechts, en het studiebureau Zero Emission Solutions dat de cijfers verwerkte, niet ontbreken. En met zijn jarenlange ervaring als ondernemer, algemeen directeur bij de Limburgse Reconversiemaatschappij en nu als CEO bij Cegeka, was Stijn Bijnens een geloofwaardige en eerlijke stem vanuit de bedrijfswereld. Onderneemster Isabelle Vermeire van Vecarro toonde aan dat het zelfs in een niet voor de hand liggende sector mogelijk is om als bedrijf sterk te verduurzamen.
    In een debat moeten we het uiteraard niet allemaal met elkaar eens zijn. Vaak liever niet zelfs als we nog verrast willen worden door nieuwe inzichten of perspectieven. Aan jou het oordeel of wij in dat opzet zijn geslaagd.

    NB: De provincie heeft doorheen alle voorbereidingen gestreefd naar een gelijkmatige vertegenwoordiging op vlak van gender en achtergrond. Door agendaproblemen, herhaald uitstel van de klimaattop in 2020 of soms gewoon puur toeval, vertaalde zich dat niet uitdrukkelijk in het uiteindelijke programma, maar dit blijft wel een volgehouden aandachtspunt in onze werking.

Contactgegevens dienst

Milieu en Klimaat, Directie Omgeving
Universiteitslaan 1
3500 Hasselt

tel. 011 23 83 38
e-mail milieuenklimaat@limburg.be

Openingsuren

Het Provinciehuis is elke werkdag geopend van 9.00 tot 12.00 u. en van 12.30 tot 16.30 u.

Limburgse Klimaattuinen - Bouw mee aan een duurzaam klimaat - Campagne Limburgse klimaattuinen voor inwoners
Limburgse groendaken en gevels - Vergroen mee! - www.limburgsegroendakenengevels.be
Open Bedrijvendag 2024 - 6 oktober 2024

Provincie Limburg is ook social